Het aantrekken van leningen zorgt ervoor dat de organisatie renterisico loopt op haar leningen. De gevoeligheid voor eventuele (on)verantwoorde rentefluctuaties wordt door de wet Financiering Decentrale Overheden (fido) genormeerd door middel van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm, voor respectievelijk de kortlopende en langlopende leningen.
a. Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is ingesteld om een grens te stellen aan de omvang van korte leningen. De gemiddelde korte financiering wordt per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet. De kasgeldlimiet stelt dat de gemiddelde korte financiering bij de provincie maximaal 7% mag bedragen van het totaal van het lastenbudget, exclusief mutaties reserves, van het betreffende begrotingsjaar. Op basis van de gegevens in deze begroting voldoet de provincie aan de kasgeldlimietnorm.
b. Renterisiconorm
De renterisiconorm is bedoeld om eventuele te grote fluctuaties van de rentes op de langlopende schuld te voorkomen. Het renterisico wordt verkleind door de aflossingen in de tijd te spreiden. De hoogte van de jaarlijkse betaalde aflossingen en contractuele renteherzieningen op leningen is maximaal 20% van het totaal van het lastenbudget, exclusief mutaties reserves, van het betreffende begrotingsjaar. In het onderstaande overzicht renterisiconorm zijn aflossingen opgenomen van lineaire leningen met een looptijd van tien jaar.
Schatkistbankieren
Door wijziging van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Fido) zijn decentrale overheden verplicht om overtollige liquide middelen tegen marktconforme rente (zijnde de rente waartegen de Nederlandse staat zichzelf financiert op de geld -en kapitaalmarkten), met een wettelijk minimumpercentage van 0%, in de schatkist aan te houden. Deze regeling trad per 31 december 2013 in werking.