Hoofdstuk 1: Hoofdlijnen

Belangrijkste ontwikkelingen in 2021

Voorliggende begroting is een sluitende begroting voor 2021 en een financiële doorkijk tot en met 2024. De begroting 2021 sluit met een positief saldo van baten en lasten (na verrekening met de reserves) van € 3,2 miljoen. Dit begrotingssaldo wordt gestort in de Saldireserve. Het jaar 2022 sluit naar (de huidige) verwachting met een negatief saldo van € 14,2 miljoen. Wij hebben de organisatie verzocht een aantal opties te onderzoeken die leiden tot verlaging van dit negatieve saldo met als insteek wendbaarder, robuuster en soepeler. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een heroriëntatie op de inzet van instrumentarium, om een meer gebundelde, gebiedsgerichte inzet van sectorale en/of programmabudgetten en een verdere verbetering van bedrijfsvoeringprocessen. De uitwerking hiervan is nog niet gereed en vereist een zorgvuldige afweging. Dat proces is nu gestart. Bij de kadernota 2022 zullen wij aan u terugkoppelen welke voorstellen wij doen om de organisatie wendbaarder, robuuster en soepeler te maken en welke financiële gevolgen, incidenteel en structureel, hieraan verbonden zijn. Eventueel wordt een bedrag onttrokken aan de Saldireserve. Het jaar 2023 sluit af met een overschot van € 5,7 miljoen en het jaar 2024 met een overschot van € 5,3 miljoen. De laatste jaarschijf sluit zoals is voorgeschreven ook structureel, met een positief saldo van baten en lasten van € 5,1 miljoen.

In onderstaand overzicht is in één oogopslag inzichtelijk gemaakt hoe het financieel meerjarenperspectief er uit ziet. Vertrekpunt van deze tabel is het saldo van de begroting 2020 (regel A). Voor het jaar 2021 is er sprake van een tekort, zowel incidenteel als structureel. In de regels eronder zijn bijstellingen die leiden tot een verlaging van het tekort (positief getal) of verhoging van het tekort (negatief getal) opgenomen.

Financiële doorrekening Begroting 2021, inclusief meerjarenperspectief 2022-2024

Bedragen x € 1.000

Doorrekening op hoofdlijnen

Financieel overzicht

2021

2022

2023

2024

2021

2022

2023

2024

A. Saldo Begroting 2020 (excl. inzet saldi reserve)

-27.803

-18.515

5.686

-262

-4.372

13.283

2.669

-258

Bijstellingen op bovenstaand saldo

B. Verwerking Kaderbrief 2021-2024

17.009

-5.684

-11.382

-3.257

5.169

-13.539

-20

6.274

C. Verwerking meerjarige effecten Jaarrekening 2019 en Zomernota 2020

-1.140

910

930

-

740

740

-110

-60

D. Autonome ontwikkelingen

-

-

-

-

1.297

477

-1.418

-3.020

E. Technische bijstellingen

734

152

50

-

-460

-295

-17

33

F. Nieuwe ontwikkelingen

1.240

-1.023

-1.056

-270

-100

-100

-100

-100

G. Gericht bijsturen

3.710

2.250

3.600

-

2.250

2.250

2.250

2.250

H. Adaptief begroten

4.957

4.862

4.644

3.956

-

-

-

-

I. Totaal aan bijstellingen

26.510

1.467

-3.214

429

8.896

-10.467

585

5.377

Technische match / Inzet van reserves

Vrijval reserve Mobiliteitsprogramma direct in 2021 in plaats van de fasering die in begroting 2020 is toegepast

50.000

-20.000

-30.000

-

-

-

-

-

Vrijval reserve Landelijk gebied direct in 2021 in plaats van de fasering die in begroting 2020 is toegepast

4.000

-2.000

-2.000

-

-

-

-

-

Bovenstaande herfaseringen verwerken via de saldi reserve

-54.000

22.000

32.000

-

-

-

-

-

Vorming van nieuwe bestemmingsreserve: COVID flankerend beleid

-15.000

-

-

-

-

-

-

-

Nieuwe bestemmingsreserve voeden vanuit de saldi reserve

15.000

-

-

-

-

-

-

-

Inzetten structureel voordelig begrotingssaldo voor incidenteel nadelig begrotingssaldo

4.524

2.816

3.254

5.119

-4.524

-2.816

-3.254

-5.119

Geprognosticeerd nadeel: onttrekken aan saldi reserve

14.232

-

-

-

-

Geprognosticeerd voordeel: storten in saldi reserve

-3.231

-5.726

-5.286

-

-

-

-

Saldo begroting ná verrekening met saldi reserve

0

0

0

0

0

0

0

0

Leeswijzer bij de samenvattende tabel "Doorrekening op hoofdlijnen"
Deze paragraaf 1.2 start met een samenvattende tabel waarin inzicht wordt gegeven in de financiële ontwikkeling van de Begroting 2021 en het bijbehorende meerjarenperspectief 2022-2024. In die tabel zijn de financiële ontwikkelingen gegroepeerd via een alfabetische nummering. De tabel start met "A. Saldo Begroting 2020 (excl. inzet saldireserve)", waarna dit wordt vervolgd met "B. Verwerking Kaderbrief 2021-2024", etc.
In onderstaande leeswijzer wordt per onderwerp aanvullende informatie verstrekt, waarbij de alfabetische nummering van de tabel wordt aangehouden.

De door uw Staten vastgestelde programmabegroting 2020 van 30 oktober 2019 vormt het startpunt. In die begroting was namelijk een meerjarenperspectief opgenomen. Dit meerjarenperspectief is getoond, exclusief de inzet van de saldireserve. De saldireserve vormt namelijk de sluitpost waarmee begrotingssaldi, zowel positief als negatief, worden verrekend. Op deze startpositie vinden verschillende bijstellingen plaats, die hierna worden toegelicht.

Op 8 juli 2020 is de Kaderbrief met uw Staten besproken. Er is gekozen voor een Kaderbrief in plaats van de gebruikelijke Kadernota omdat het ontbrak aan zowel kwalitatief als kwantitatief voldoende zekerheden en gegevens, die nodig zijn om een verantwoorde, betrouwbare en bruikbare Kadernota op te kunnen stellen.

 De in de Kaderbrief opgenomen technische wijzigingen, bijstellingen en intensiveringen zijn overgenomen in de programmabegroting 2021, met uitzondering van de bijdrage aan het Copernicus instituut. Zie ook onderdeel G van deze paragraaf. Het betreft hier specifiek:

  1. Voorstel om de bestemmingsreserves Ecoducten, Huisvesting en ICT op te heffen en per eind 2020 te laten vrijvallen ten gunste van de algemene middelen. Verder stellen we voor om de exploitatiebegroting structureel te verhogen met de lasten die normaliter met deze reserves verrekend zouden worden.
  2. Voorstel om in de begroting 2021 de budgetten en tarieven wijze te indexeren op basis van de indexatiecijfers van het Centraal Planbureau (CPB). Deze cijfers zijn gepresenteerd in de kaderbrief 2021.
    In 2021 gaan we met onze partnerinstellingen in gesprek over de bijdragen vanaf 2022 en verder. Hierbij houden we de optie open dat instellingen delen in de gevolgen van een mogelijke ‘trap-af’ systematiek van het Rijk. Vooralsnog hebben we een afslag van een kwart van het te indexeren bedrag doorgerekend in de gepresenteerde cijfers vanaf 2022. Dit zal altijd in overleg gaan met de partnerinstellingen.

Ten opzichte van de Kaderbrief zijn er geen nieuwe voorstellen uitgewerkt vanuit de lijst ‘nader uit te werken voorstellen’. Dat betekent dat de acht voorstellen die nog niet zijn uitgewerkt naar een volgend moment doorschuiven.

Een meerjarig effect vanuit de recent vastgestelde jaarrekeningen is dat in de nu voorliggende begroting voor de jaren 2021 en 2022 een opbrengst is begroot van jaarlijks € 800.000. Dit betreft het rendement op het garantieproduct.

Vanuit de zomernota 2020 zijn de volgende meerjarige effecten verwerkt in de nu voorliggende begroting:

  • Bijstellingen als gevolg van het vaststellen van het Cultuur- en Erfgoed Programma (CEP) 2020-2023;
  • Opname herijking kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen voor het jaar 2021;
  • Kasritme verschuivingen van Regiodeal Groen Groeit mee;
  • Opname structurele bijdrage aan het Veenweiden Innovatie Centrum (VIC).

Vanuit de meicirculaire 2020 zijn bijstellingen verwerkt op de te verwachte opbrengsten vanuit de opcenten van de motorrijtuigenbelasting en het provinciefonds. Vanuit het Coalitieakkoord 2019-2023 wordt voorgesteld om met ingang van 2020 de opcenten jaarlijks te indexeren met het CBS-prijsindex. Voor 2021 is de index bepaald op 1,7%. De extra opbrengst is opgenomen onder algemene middelen.

In de nu voorliggende begroting zijn diverse technische bijstellingen verwerkt, die met name volgen uit een correcte toepassing van financiële wet- en regelgeving. Enkele voorbeelden van dergelijke bijstellingen zijn:

  • Het overhevelen van de baten van decentralisatie uitkeringen vanuit de programma’s naar de Algemene middelen;
  • Het op een juiste wijze administreren van de verwerking van lasten en baten van Hart van de Heuvelrug/Vliegbasis Soesterberg;
  • Het actualiseren van de toerekening van personeelslasten aan de programma’s en het Overzicht Overhead.

Coronasteunmaatregelen
De coronacrisis is nog niet voorbij. Ook in 2021 zullen inwoners, bedrijven en instellingen de gevolgen ondervinden van maatregelen die nodig zijn om het coronavirus in te dammen. Voor de korte termijn vormen de landelijke steunmaatregelen een buffer om de sociaal economische gevolgen van de lockdown en daaropvolgende economische crisis op te vangen. Voor duurzaam herstel is er een breed pleidooi vanuit economie en samenleving om korte termijn-herstelprogramma's te combineren met investeringen die nodig zijn in het kader van lange termijn-transities. Verwacht wordt dat in 2021 aanvullende middelen nodig zijn voor corona-flankerend beleid om sectoren die hard geraakt worden door de coronacrisis te ondersteunen.  Het voorstel is om hiervoor € 15 miljoen apart te zetten vanuit de saldi reserve in een bestemmingsreserve “COVID flankerend beleid 2021”. De concrete bestedingsplannen worden tijdig aan uw Staten voorgelegd. Eventueel resterend budget valt eind 2021 terug in de algemene middelen. Met deze reservering kan versnelde en/of versterkte inzet worden gepleegd op bijvoorbeeld een toekomstbestendige regionale economie, culturele sector of sterk bestuur. Ook is er budget gereserveerd voor cofinanciering van Rijksmaatregelen.

Nieuwe ontwikkelingen t.o.v. kaderbrief
Er zijn enkele ontwikkelingen, intern en extern, die leiden tot extra uitgaven, incidenteel of structureel. Deze worden in onderstaande tabel benoemd.

Intensivering van inzet van middelen

Programma 1. Ruimtelijke ontwikkeling

Omgevingswet
(meerjarendoel 1.1.1)

Voor de jaren 2021 en 2022 wordt voorgesteld extra materieel budget beschikbaar te stellen om de kosten van uitstel van de Omgevingswet te kunnen dekken. Het gaat om €700.000 voor 2021 en €300.000 voor 2022. Er moet een interim omgevingsverordening opgesteld en ontsloten worden, er zijn extra kosten voor regionaal samenwerken en er is langere tijd beschikbaar om te kunnen oefenen/experimenteren om beter gesteld te staan. Het leidt ook tot een verschuiving van kosten van 2020 naar 2021, bijvoorbeeld opleidingskosten. Ook zijn er soms iets lagere kosten, bijvoorbeeld door bijvoorbeeld meer digitale bijeenkomst, i.p.v. fysieke bijeenkomsten.

Regionale programmering
(meerjarendoel 1.1.2)

Met ingang van 2021 wordt jaarlijks een provinciaal programma wonen en werken opgesteld, met de planning/programmering van woningbouwlocaties en bedrijventerreinen.  De basis voor dit programma is een zorgvuldig (jaarlijks) proces van regionale programmering, in nauwe samenspraak met de regio’s. Jaarlijkse vaststelling van het programma komt in de plaats van het vooraf vastleggen van alle uitbreidingslocaties en is nodig om sneller en flexibeler mee te kunnen werken aan nieuwe uitbreidingslocaties voor wonen en werken. Er is structureel een bedrag van €100.000 nodig om jaarlijks een geactualiseerd programma wonen en werken vast te kunnen stellen. Hiervoor is inhuur externe (onafhankelijke) expertise nodig, ook voor het (jaarlijks) laten opstellen van een planMER en uitvoeren monitoring.

Programma 2. Landelijk gebied

Monitoring natuurrealisatie en herstel
(meerjarendoel 2.2.2 en 2.2.3)

Het budget voor monitoring van natuurrealisatie en herstel moet verhoogd worden als gevolg van hogere eisen aan natuurrealisatie en herstel en in IPO afgesproken provinciale bijdrage aan de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) v.a. 2022. Deze budgetverhoging kan worden gefinancierd uit de bestaande middelen voor 2021 onder meerjarendoel 2.2.2 (de biodiversiteit in stad en land verbeteren) als gevolg van een verwachte lagere inzet van de middelen voor actieve soortenbescherming. Voor de jaren erna zijn extra middelen nodig. Aangezien het gaat om structurele financiering, zal in de Kadernota 2022-2025 worden voorgesteld om deze middelen structureel op te nemen.

Circulaire samenleving
(meerjarendoel 9.7.2)

Beschikbaar stellen van €300.000 incidentele middelen in 2021 voor de uitvoering  van de uitvoeringsagenda circulaire economie. Met dit budget kan in 2021 verder worden gewerkt aan de uitvoering van de agenda circulaire economie.

In de afgelopen maanden is geïnventariseerd welke opties er zijn voor bijstellingen in de begroting om bij te dragen aan het dekkend krijgen van de programmabegrotingen in de komende jaren. Daarbij was het vertrekpunt dat er sinds de vorige begroting grote veranderingen zijn opgetreden. De coronacrisis raakt de hele samenleving. De stikstofproblematiek is een opgave die veel vraagt van alle hierbij betrokken sectoren en heeft geleid tot een intensivering van de inzet op dit onderwerp. Op een aantal punten zijn keuzes gemaakt die leiden tot een neerwaartse bijstelling van budgetten. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om herprioritering, kosten die lager uitvallen dan ingeschat, projecten die later tot uitvoering komen (en langer doorlopen) en een efficiëntere bedrijfsvoering. In totaal tellen deze bijstellingen op tot een vermindering van het meerjarig tekort met ruim € 18,6 miljoen. Onderstaande tabel geeft inzicht in de voorgestelde posten die passen bij gericht bijsturen.

Overzicht gericht bijsturen

Programma 3. Bodem, water en milieu

Ondergronds brengen van de hoogspanningskabels in Nieuwegein
(meerjarendoel 3.4.1)

De bijdrage voor Nieuwegein is te realiseren binnen het beschikbaar gestelde bedrag voor Veenendaal. Dit levert een incidentele besparing op van € 1 miljoen. Daarnaast wordt verkend of de risicoafdekking van een landelijke asbestfonds (deels) kan opgaan in de saldireserve.

Programma 4. Energietransitie

Financiële bijdrage in totstandkoming van de RES’sen
(meerjarendoel 4.2.2)

De bijdrage van de provincie aan de RES blijkt lager uit te vallen dan aangenomen. Dat levert een eenmalige besparing op van €300.000 in 2021

Programma 5. Bereikbaarheid I - Algemeen

Effecten van mobiliteit op de kwaliteit van de leefomgeving
(meerjarendoelen onder 5.7)

Aanpassen van de ambitie tot het niveau van de wettelijke norm levert jaarlijks een besparing op van tussen de €800.00 en €1.000.000

Mobiliteitsmanagement
(meerjarendoelen onder 5.8)

Door onze inzet rondom mobiliteitsmanagement (werkgevers, scholen, etc.) anders te organiseren kan jaarlijks een bedrag van tussen de €260.000 en €300.000 bespaard worden. Dit betekent een efficiënte combinatie met de inzet rondom slimme mobiliteit/verkeersmanagement.

Knooppuntontwikkeling
(meerjarendoelen onder 5.3)

Knooppuntontwikkeling temporiseren: jaarlijks subsidiebedrag verlagen en terugbrengen naar oorspronkelijke niveau, wel doorzetten tot en met 2025 levert jaarlijks een lagere uitgave op van tussen de €1 en €1,5 miljoen

Programma 7. Cultuur en erfgoed

Ruimtelijke erfgoed
(meerjarendoel 7.2.1)

Halvering van het budget (deel is meerjarige subsidie) voor ruimtelijk erfgoed. Betreft deels instrument wijziging: minder subsidie / meer eigen opdrachten en verlaging ambitieniveau

Nieuwe Hollandse Waterlinie
(meerjarendoel 7.3.1 en 7.3.2)

Verlagen van de bijdrage aan het Pact van Ruigenhoek met jaarlijks €50.000 en een eenmalige verlaging van €1 miljoen in 2023 op investeringen in de NHW

Programma 8. Economie

Bedrijfsleven en werknemers zijn toegerust op de toekomst
(meerjarendoelen onder 8.1)

Verlagen van het budget voor ondersteuning brede MKB met €50.000 per jaar.

Internationaal vestigingsklimaat
(meerjarendoel 8.2.2)

Acquisitie en handel is overgegaan naar de ROM, we korten structureel €70.000 op wat achterblijft bij PU, dit is onder meer vriendschapsverdrag met China

Internationaal vestigingsklimaat
(meerjarendoel 8.2.2)

De gereserveerde middelen ter hoogte van €2 miljoen voor de komst van het Copernicus Instituut, zoals aangekondigd bij de kaderbrief, kunnen terugvloeien naar de algemene reserve. Nederland heeft besloten uiteindelijk geen bid in te dienen.

Zakelijk toerisme
(meerjarendoelen 8.5.4 en 8.5.6)

Verminderde inzet op zakelijk toerisme van €200.000. Het zakelijk toerisme is teruggevallen als gevolg van de coronacrisis. Nog wél doen we provinciebreed bestemmingsmanagement (spreiding), i.s.m. destinatiemarketingorganisaties (DMO’s), ook gericht op juist nu duurzaam herstel van de sector voor de juiste doelgroep; ook voortzetting van data / onderzoek (noodzakelijk voor bestemmings-management en recreatie-planvorming.

Programma 9. Bestuur

Datagedreven beleid (meerjarendoel 9.7.4)

In plaats van 10 worden 5 opgaven/programma’s ondersteund waarin beleid meer met data wordt ondersteund. Levert een besparing op van €150.000 in 2021 en 2022.

10. Overzicht Overhead

Software-applicatie rationalisatie
(meerjarendoel 10.2.3)

Optimaliseren softwarefunctionaliteiten. Doorlichting van licenties en software op nut en mogelijk dubbeling in functionaliteiten. Grove inschatting bezuiniging: structurele besparing € 320.000 op diverse losse licenties binnen organisatie.

Verbetering bedrijfsvoering
(meerjarendoelen onder 10.1)

Verbeteren bedrijfsvoering en efficiëntere inrichting van werkprocessen op het gebied van dienstverlening I&A, financiële ondersteuning en HR-taken leidt tot besparingen en een andere inzet van mensen. Dit levert structurele besparingen op van ca. € 1 miljoen en een andere inzet van medewerkers.

Portocabins remise
(meerjarendoel 10.2.4)

Tot op dit moment worden de portocabins op de Remise volledig gefaciliteerd. Vanaf zomer dit jaar komen deze cabins vrij. Het jaarlijkse bedrag aan servicekosten (onderhoud, schoonmaak) ter hoogte van €60.000 kan bespaard worden.

Naast gerichte bijsturingsmaatregelen is aanvullend gekozen voor adaptief begroten gedurende het begrotingsjaar. Met name de gevolgen van de coronacrisis zijn nog uiterst onzeker.
In de loop van 2021 zal duidelijk worden of ergens extra inzet of ondersteuning nodig is, of dat plannen en projecten later worden gerealiseerd of niet doorgaan. Daarbij speelt mee dat veel resultaten alleen bereikt kunnen worden in samenwerking met partners. Ook onze partners hebben te maken met een onzekere situatie, waardoor zij andere prioriteiten (moeten) stellen. Het voorstel is om een ‘vertragingsfactor’ van gemiddeld -2% op de begrote materiële uitgaven per programma als stelpost op te nemen. In de loop van het jaar zal duidelijk worden waar de vertraging optreedt en welke middelen daarmee gemoeid zijn. Daar staat tegenover dat extra geld kan worden aangevraagd indien blijkt dat de beschikbare middelen in de loop van een jaar te kort schieten op een bepaald thema. Dit betekent dat de vertragingsfactor van -2% een gemiddelde is over alle materiële budgetten. Dit leidt tot een verdere verlaging van het meerjarig tekort met €18,4 miljoen.

Opgave ter voorbereiding voor de Kaderbrief 2022 – 2025: Wendbaarder, robuuster, soepeler
Zoals eerder aangegeven, blijven we inzetten op organisatorische vernieuwingen en aanpassingen waarmee we onze organisatie versterken. Wij hebben de organisatie verzocht een aantal opties te onderzoeken met als insteek wendbaarder, robuuster en soepeler. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om een meer gebundelde, gebiedsgerichte inzet van sectorale en/of programmabudgetten en een verdere verbetering van bedrijfsvoeringsprocessen. De uitwerking hiervan is nog niet gereed en vereist een zorgvuldige afweging. Dat proces is nu gestart. Bij de kadernota 2022 zullen wij aan u terugkoppelen welke voorstellen wij doen om de organisatie wendbaarder, robuuster en soepeler te maken en welke financiële gevolgen, incidenteel en structureel, hieraan verbonden zijn. Ook willen wij beoordelen of bestemmingsreserves waarop op dit moment geen onttrekkingen zijn geprognosticeerd in de periode 2021 tot en met 2024 (deels) kunnen vrijvallen of zelfs geheel kunnen worden opgeheven. Naar verwachting zullen deze voorstellen bijdragen aan het verlagen van het tekort op de programmabegroting van 2022.

Deze pagina is gebouwd op 11/23/2020 15:13:47 met de export van 11/23/2020 15:04:57